Light and darkness
Mei
Een nieuwe lente en een nieuw geluid:
Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit,
Dat ik vaak hoorde voor een zomernacht
In een oud stadje, langs de watergracht –
In huis was ’t donker, maar de stille straat
Vergaarde schemer, aan de lucht blonk laat
Nog licht, er viel een gouden blanke schijn
Over de gevels in mijn raamkozijn.
Dan blies een jongen als een orgelpijp,
De klanken schudden in de lucht zo rijp
Als jonge kersen, wen een lentewind
In ’t bosje opgaat en zijn reis begint.
Hij dwaald’ over de bruggen, op de wal
Van ’t water, langzaam gaande, overal
Als ’n jonge vogel fluitend, onbewust
Van eigen blijheid om de avondrust.
En menig moe man, die zijn avondmaal
Nam, luisterde, als naar een oud verhaal,
Glimlachend, en een hand die ’t venster sloot,
Talmde een poze wijl de jongen floot.
(…)
(Herman Gorter)
Dit is niet voor niets (het begin van) één van de bekendste gedichten uit de Nederlandse literatuur. Wat een speelsheid met woorden en wat een lichtheid van toon. Ik wens ze een ieder toe voor dit nieuwe jaar: speelsheid en lichtheid. Voor een nieuw jaar, een nieuwe lente en een nieuw geluid.
Het afgelopen half jaar in de zendo was allerminst speels en licht. Het was geen gemakkelijk half jaar. Zes mensen hebben kenbaar gemaakt dat ze de zendo verlaten. Allemaal mensen die de zendo al langere tijd bezoeken en een functie hadden, in het bestuur, als redactielid van de Zensor of als vrijwilliger. Met al deze mensen heb ik een afscheidsgesprek, of gesprekken, gevoerd en dat doet pijn. Ik kan hun beslissing respecteren, maar ik zal ze missen.
En dan is er natuurlijk Garmt die het niet makkelijk had het afgelopen half jaar. Tijdens Kerst en Oud en Nieuw verbleef hij in het ziekenhuis voor een operatie. Via een snee in de hals wordt een buisje in de luchtpijp geplaatst en daar kan de beademingsmachine op aangesloten worden. Gelukkig schrijft Garmt in zijn blog ook over lichtpuntjes in de duisternis, over zijn dochtertje Zoë bijvoorbeeld. Zie: www.alsdantoch.nl.
Dankzij deze en andere verhalen kan ik het nieuwe jaar toch met een gevoel van lichtheid beginnen. Ik hoef niet in de zwaarte te blijven hangen. De woorden van de Boeddha wijzen mij iedere keer weer op de eenheid van licht en duisternis, zwaarte en lichtheid, droefheid en vreugde. Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en mijn beoefening is om ja te zeggen tegen het hele pakket en zo mijn weerstand te laten smelten. Eén van mijn favoriete teksten is nog altijd het volgende citaat uit de Sandokai:
“Within light there is darkness,
but do not try to understand that darkness.
Within darkness there is light,
but do not look for that light.
Light and darkness are a pair,
like the foot before and the foot behind in walking.”
Vrij vertaald:
“In het licht is er duisternis,
maar probeer die duisternis niet te begrijpen.
In de duisternis is er licht,
maar zoek niet naar dat licht.
Licht en duisternis horen bij elkaar
zoals de linker- en de rechtervoet bij het lopen.”
Wat vormt meer een eenheid dan de linker- en de rechtervoet bij het lopen; ze zijn onafscheidelijk, ze kunnen niet zonder elkaar. Het menselijke tranendal en de Goddelijke eenheid zijn als een tapijt met elkaar verweven. In het aanvaarden van de zwaarte vind ik lichtheid. Een doorgaande beoefening.
Een moment van lichtheid vond ik op een zondagmiddag eind december op de Lindengracht. Ik had een paar kerstkaarten op de post gedaan en tegen mijn vrouw gezegd dat ik daarna nog een wandelingetje wilde maken. Op de Lindengracht keek ik naar binnen bij Tapas Café “Duende”. Het was er opvallend stil. Vreemd, meestal is het erg druk op zondagmiddag. Oh, een Flamenco concert in het zaaltje achter het café. Daar heb ik in mijn studententijd vaak gezeten, in dat, toen nog rokerige, zaaltje, waar je, staande met een glas wijn in de hand, de meest fantastische muziek kon horen. Ik liep naar binnen, langs de bar, direct naar de zaal en viel met mijn neus in de boter. Een gitarist en een zangeres brachten prachtige Flamenco ten gehore. Ik vond nog een zitplaats op een houten bankje langs de zijkant, vlakbij de muzikanten. De Spaanse zangeres was een grote en stevige vrouw; dit in tegenstelling tot de kleine en tengere danseres die even later verscheen. Ik had haar al klaar zien staan bij de deur, in een groene jurk en zwart hesje. Ze danste de sterren van de hemel. Ze trappelde met zo veel snelheid en zo veel vuur op de houten planken vloer dat mijn bankje trilde en de muren leken te schudden. Ik hoorde mezelf spontaan “Olé” roepen en ander indianenkreten slaken. Wat een cadeau op een druilerige zondagmiddag.
In de pauze dacht ik: ik moet mijn vrouw bellen om te zeggen dat ik blijf. Maar ik had niets bij me, geen portemonnee, geen telefoon, niets, alleen mijn “zondagmiddag-thuis-op-de-bank-kloffie” had ik aan. Gelukkig mocht ik de telefoon van een bezoeker gebruiken. Na afloop van het concert wandelde ik met lichte tred in de duisternis naar huis.
Thuisgekomen googelde ik de naam van de danseres, Matilde Antòn. Ze bleek een beroemde Flamenco danseres uit Sevilla te zijn die dezelfde week ook optrad in de Doelen in Rotterdam. En in “Duende” kregen we haar zo maar gratis. Dan ben ik even weer blij dat ik in Amsterdam woon en dankbaar voor de sterren die soms zo maar uit de hemel vallen en laten zien dat “light and darkness” dwars door elkaar heen lopen.
Meindert