Tijd van sneeuw en ijs

Zo stil als de stilte maar kan zijn,                                        
intiem zoals een afgelegen en besloten tuin…

Het heeft gesneeuwd, het sneeuwt
nog steeds, de ceder laat zijn zwaarbeladen
takken hangen...

De bladergrond bedekt, de vlokken blijven vallen...

Het sneeuwt de hele nacht, het sneeuwt
tot na jouw dood.

Uit: Sneeuwavond, van H.C. ten Berge

Schelfhout Winterlandschap
Wintergezicht met figuren en een paardenslee op het ijs. Andreas Schelfhout (1787-1870)

Dinsdag 8 oktober bezocht ik de tentoonstelling Weer en Wind. Avercamp tot Willink’ in het Singer Museum in Laren. Schilderijen van Nederlandse schilders door de eeuwen heen over het weer, en dan vooral wind en regen, sneeuw en ijs. Een prachtige tentoonstelling die ik van harte kan aanbevelen. Nog te zien tot 5 januari 2020. Er is hierbij ook een boek

uitgegeven 100 Gedichten, 100 Gezichten’ waarin een groot aantal van de ten toon gestelde schilderijen te zien zijn, plus nog andere kunstwerken; en daarnaast honderd Nederlandse gedichten, ook over het weer. Een waardevolle bundel. Eén van de mooiste schilderijen vond ik het winterlandschap van Andreas Schelfhout. Dit werk stond bij zijn dood gesigneerd en wel op zijn schildersezel.

Zelden heb ik ijs zo natuurgetrouw geschilderd gezien. Het lijkt of je er zo op weg kunt schaatsen. Dat zie je onder andere aan de kleur van het ijs, zo donker en zwart als ijs kan zijn door het onderliggende water. Dat zie je ook aan de scheur in het ijs, waarvan je meteen denkt: oei, daar kan ik met mijn schaats in vast komen te zitten. En je ziet het aan de  ijsklontjes die her en der op het ijsoppervlak liggen, zo helder en doorschijnend.

Schelfhout Winterlandschap

Als ik door een museum loop en ik zie ergens een schilderij van een winterlandschap hangen word ik er meteen naar toe getrokken. Het intrigeert me. Mijn eerste jeugdherinnering gaat ook over sneeuw. Ik zal drie geweest zijn en ik stond in de tuin, naast mijn moeder die de was van de lijn haalde. Er was een heel donkere, bijna zwarte lucht, en mijn moeder zei: “het gaat sneeuwen.” “Sneeuwen, wat is dat”, vroeg ik. “Oh, zei m’n moeder,” “dat heb jij natuurlijk nooit gezien. Vorig jaar sneeuwde het niet en het jaar daarvoor was je te klein.” Even later begon het inderdaad te sneeuwen en ik heb uren voor het raam gezeten om naar de vallende vlokken te staren, soms één vlokje volgend, dat er lang over deed om al dwarrelend eindelijk op de grond te belanden. Dan weer met wijd open ogen starend in het gedwarrel van duizenden vlokjes. Ik vond het fascinerend.

Veel van de dierbaarste herinneringen van mijn verdere leven hebben ook met winter te maken. Schaatsen over de Amstel naar de Vinkeveense plassen en daar tussen de rietkragen door schaatsen. De doodse stilte. Het enige wat je hoort is het krassen van schaatsen over het ijs. Maar het is geen krassen, het is een veel fijner, ijler geluid, bijna als het getinkel van kristal. Of over de bevroren Gouwzee schaatsen van Marken naar Monnikendam. IJs in een slechte conditie met veel scheuren en schotsen, maar dat mocht de pret niet drukken.

Vanwaar die fascinatie voor winter, sneeuw en ijs? Misschien heeft het te maken met de ingetogen diepe stilte die er kan heersen in een dergelijk landschap. Maar het is ook de combinatie van tintelende vrieskou, een heldere blauwe hemel en de warmte van de zon. En dat de wereld meer een eenheid vormt. Alles bedekt onder een witte deken van sneeuw, vormen zijn niet of nauwelijks te onderscheiden. Dit hier en dat daar valt weg.

In de zentraditie staan herfst en winter symbool voor absoluut samadhi, de diepe concentratie op het kussen. Lente en zomer staan symbool voor positief samadhi, dat ik die aandacht en concentratie van het kussen mee neem bij mijn dagelijks handelen in de wereld. Absoluut samadhi is de basis van onze beoefening, maar uiteindelijk wordt positief samadhi in Zen meer gewaardeerd omdat het er niet zo zeer om gaat dat ik heel stil op een kussentje kan zitten, maar om hoe ik mijn dagelijks leven leid.

Absoluut samadhi – winter, kaal, koud, eenzaam, dood, stil. Tijd van sneeuw en ijs. Alles wordt stil, beweegt niet meer. De drukke gedachten in mijn hoofd komen tot rust en vallen langzaam weg, als dode bladeren in de herfst. Er blijven alleen kale takken over. Kaalheid, leegte, als een verstild en roerloos sneeuwlandschap. En hoe goed voelt die bewegingloosheid. De woorden van de dharmales vallen als sneeuwvlokken op mij neer, maar ze roepen geen reactie meer op. Ze blijven liggen en bedekken mij als een warme witte deken. “Ik ben een wortel waar winter niet uit wijkt”, dicht Martinus Nijhof. Er hoeft niets meer gedacht, niets meer gezegd, niets meer gedaan. Het geratel in mijn hoofd is tot stilstand gekomen. De motor is stil gevallen, de sappen stromen niet meer. “Het sneeuwt de hele nacht, het sneeuwt tot na jouw dood”, schrijft H.C. ten Berge. Iets in mij is dood gegaan en dat blijkt niet erg maar juist een zegen, de zegen van de koele meren des doods, de waatren der rust.

Positief samadhi – lente, bloesem, warmte, beweging. Iets in mij komt tot leven. Ik zie het verwonderd aan. Ik hoor mezelf iets zeggen, ik zie mezelf iets doen. Wat doet mij opstaan en naar buiten gaan, de wereld in? Ik weet het niet, maar laat het begaan. Het komt niet van mij, het wordt mij geschonken. Ik blijf de stilte, de bron, het begin waar ik nooit ben vertrokken. En toch is iets gaan bewegen, naar een doel dat al in mij lag. De witte sneeuw verandert in witte bloesem en de bloesems rijpen tot vruchten.

You are something that the universe is doing, in the same way that the wave is something that the ocean is doing” zegt Alan Watts. Ik word gedaan, het doet mij. Ik ben niet de danser maar de dans. Mijn bijdrage aan de wereld is het werk van het universum, niet mijn verdienste. Hoe weet ik wat ik moet doen, wat het juiste is? Hoe weet een musje wat ze moet doen? Hoe weet een musje dat ze een nestje moet bouwen, eitjes leggen, broeden? Hoe weet een spreeuw dat ze naar het zuiden moet vliegen en wanneer? En hoe vind ze de weg terug? Dat komt echt niet allemaal uit die twee milligram hersentjes. Daarvoor is het vogelbrein veel te klein. Maar iets in het vogeltje weet dat, het universum heeft het er in gelegd. Het universum in mij weet het ook, als ik het maar kon vertrouwen, als ik me er maar aan over kon geven. In absoluut samadhi worden de luide stemmen van het denken in mijn hoofd eindelijk stiller zodat ik de fluisterstemmen van het universum diep in mijn buik kan horen. Dan gaat absoluut samadhi vanzelf over in positief samadhi. Iemand gaat naar de markt en ik zie het gebeuren.

Meindert