transmissie

Transmissie is een zen traditie waarbij iemand opvolger wordt in de ononderbroken lijn van leraren van de Boeddha tot nu. Iemand wordt opgenomen in de spirtuele stamboom (kechimyaku). Gretha Myoshin Aerts, Meindert Mu Sho van den Heuvel en Joke Heldere Dharma Traan Huiberts kregen in 2011 transmissie van Niko Sojun Tydeman. 

Nico schreef hier over in de nieuwsbrief van augustus 2011:

“We beginnen donderdag en vrijdag 25 en 26 augustus met Joke’s shiho en op zaterdag 27 augustus met de openbare transmissie ceremonie van Gretha, Meindert en Joke in de Rode Hoed. Er komen meer dan tweehonderd mensen. Als ik eraan denk, wordt ik enigszins nerveus. Maar ik hoop dat we met elkaar in alle eenvoud iets groots gaan vieren: dat er dankzij onze beoefening transmissie gaande is. Niet alleen tussen leraar en leerling, maar ook tussen leerlingen is er sprake van transmissie. Verschillende leraren verzorgen verschillende vormen van transmissies: dharmalessen, daisan, studieklassen, koanstudie, introductiecursussen, het leren van rituelen.

Maar er is nog een zeer basale vorm van onderricht gaande, al wordt dit niet altijd zo genoemd of gezien: leerlingen zijn leraren voor elkaar. Dit onderlinge leraarschap toont zich in de wijze waarop ieder voor zich leerling is. De sangha als leraar. Het toont zich in een getrouwe opkomst, de volharding, de interesse in elkaar, de toewijding, de aandacht voor elkaar, het onderlinge respect, de liefde die men voor elkaar voelt, de wederzijdse bemoediging, de ernst en de vrolijkheid. Maar het blijkt evenzeer uit het menselijke al te menselijke van de sangha. Want de gemeenschap is ook verzameling van betweters, ongeleide projectielen, heethoofden, stille wateren, strebers, klaagzangers, jaloerse goden en opgeblazen kikkers. Hier werkt de spirituele beoefening: ‘ik zie wel de fouten van mijzelf, maar niet de fouten van anderen’ oftewel ‘oordeel niet opdat ook gij niet geoordeeld wordt’.

Dit onderricht van leerlingen wordt ook zichtbaar in de wijze van organisatie: hoe de sangha bestuurd wordt, hoe de financiën beheerd worden, hoe de gemeenschap wordt aangesproken en taken worden verdeeld. Het blijkt uit de manier waarop het werk gedaan wordt: de schoonmaak, de administratie, de boodschappen, de verzorging van het theehuis, de zorg voor de maaltijden, de bibliotheek, de verwelkoming en begeleiding van nieuwe bezoekers. Ik heb een groot respect voor leerlingen die vaak onopvallend jaren lang door hun aanwezigheid en zorgzaamheid uitdrukking geven aan de Dharma. Zij zijn leraren vanaf den beginne. Zij onderrichten ‘zen’ en wel de essentie van het leraarschap zonder welke elke andere vorm van leraarschap niets betekent.”