Waar ik jou word

Geliefde leerlingen,

Sesshin. Een pauze. Om stil te staan bij de grote zaak van geboorte en dood. Om mij af te vragen:  waar gaat het in mijn leven om? Wat ben ik aan het doen? Volg ik datgene waartoe ik mij geroepen weet?

Antjie Krog schreef het gedicht: Ver-jij-en oftewel waar ik jou word. Het is een lang gedicht. Daarom slechts een gedeelte:

over-weldigd door ons
onvermogen om vast te houden
op deze kneedbare aardmantel

kan ik niet niet-jij zijn
jij niet niemand zijn
wij niet nergens zijn
het ongehoorde behorende woord
niet niet-gezegd worden door ons

mijn hart hapert - gewichtlozer dan tevoren
maar overbrugbaar

daar waar ik anders ben dan jij
begin ik   het is waar

maar daar waar ik jou ben jou
geworden ben    zing ik buiten mezelf
lichte polsslagen kwikzilverzingend
iets voorbij de hele mensheid gekaatst

Ziehier mijn koan voor deze sesshin: hoe word ik jou? Het geestelijk pad hier omschreven als jij worden of wij worden. In de dharmalessen werk ik dit uit aan de hand van twee mystici: Etty Hillesum en Rumi.

Etty Hillesum groeit in een jaar uit van een ‘bakvis’, haar eigen woord, naar een vrouw die al haar zorgen en problemen leert vergeten en opgaat in een ‘jij’, haar God, die in haar woont en vervolgens vervloeit tot ‘wij’, haar verbinding met het Lot van haar volk. Zij leerde dit jij en wij worden vooral dankzij haar meditatie: het knielen in de badkamer. Door al haar cahiers speelt dit knielgebaar, waarin zij zich leert concentreren, een grote rol. In die concentratie ‘hoort’ zij een stem die haar helpt de verschrikkingen van haar tijd onder ogen te zien en haar ondergang te aanvaarden als het grootste geluk dat haar ten deel kon vallen.

Rumi: ‘Hier is geen plaats voor twee.’ De soefi’s zijn doordrenkt van de wens op te gaan in een ‘jij’, de geliefde. Op talloze plaatsen zingt Rumi in zijn gedichten: niet ik, niet ik, niet ik, maar Jij! Een mooie illustratie:

Iemand kwam aan de deur van zijn vriend en klopte aan: 'Wie is daar?' 'Ik ben het'. De vriend antwoordde, ‘Ga weg. Er is geen plaats voor rauw vlees aan deze tafel’. De man ging een jaar lang zwerven. Niets anders dan het vuur van afgescheidenheid kan schijnheiligheid en ego veranderen. De persoon kwam volledig gekookt terug, en liep op en neer voor het huis van de vriend en klopte zachtjes. ‘Wie is daar?’ ‘Jij’. ‘Alsjeblieft, kom binnen mijn zelf. Er is geen plaats voor twee in dit huis’. Het dubbele eind van de draad gaat niet door het oog van de naald. Alleen een aandachtig gepunt draadje, niet een groot ego-beest met een boel bagage. Maar hoe kan een kameel tot zo’n draadje uitgedund worden? Door het scheren van oefeningen, door dingen te doen. En met de hulp van iemand die onmogelijke dingen mogelijk maakt, die eigen wil tot rust brengt, die zicht geeft aan iemand die vanaf zijn geboorte blind was.

Dit verhaal, verteld in zijn meesterwerk de Masnavi, bevat heel Rumi’s onderricht.

Ik hoop met jullie op een paar mooie sesshin dagen in de zendo.

Nico