Yunmen’s (Jap. Ummon) ziekte en medicijn
Zen-virus, deel V
Bi Yan Lu (Jap. Hekiganroku) 87
Yuan Wu’s introductie
De helder ogende mens kent geen restrictie. De ene keer staat hij op de top van een berg met onkruid dicht om hem heen. Een andere keer is hij te vinden in de drukte op de marktplaats en geniet hij volkomen van een rustige geest. Wanneer hij de wraak van Nada toont, heeft hij drie hoofden en zes armen. Wanneer hij de barmhartigheid van de Boeddha met het zonnegezicht en de Boeddha met het maangezicht toont, zendt hij zijn alles omarmende licht van zegening uit. In elk deel openbaart hij alle lichamen van de Boeddha. Mengt hij zich onder de mensen, dan sleept hij zich voort door de modder. Wanneer hij een transcendente activiteit ontplooit, kunnen zelfs de boeddhas hem niet vinden en worden zij duizenden mijlen teruggedreven. Is er iemand van jullie die kan gaan met hem en kan handelen zoals hij? Zie het volgende:
Voorval
Yunmen (Jap. Ummon) zei tot zijn leerlingen: ‘Medicijn en ziekte genezen elkaar. Heel de aarde is medicijn. Wie ben jij?’
Soms had Yunmen (864-949) aan één woord genoeg om zijn leerlingen verbijsterd achter te laten: ‘Hindernis!’; ‘Klinkt goed!’; ‘Een droog stuk stront!’; ‘Eet!’. De vragen doen er niet eens toe. In een gesprek kon hij kortaf zijn:
Monnik: ‘Als ouders het niet toestaan dan kan iemand zijn huis niet verlaten. Hoe kan men dan zijn huis verlaten?’
Yunmen: ‘Erg oppervlakkig”.
Monnik: ‘Ik begrijp het niet.’
Yunmen: ‘Diepzinnig.’
Hoewel hij de Pali canon zeer goed had bestudeerd – vooral de Vinayana, de ethische gedragsregels van monniken en nonnen -, gebruikt hij nergens de woorden van de Indiase Suttas. In plaats daarvan vond hij een Chinese wijze van spreken, dat overeenkwam met de bedoelingen van de leer van de Boeddha, zgn ‘matching concepts’. En al lijken die veraf af te staan van Boeddha’s taal, zij komen wellicht dichter bij het hart van Shakyamuni dan welke tekst ook, zoals Edward Conze, één van de grote boeddhalogen van de vorige eeuw, eens opmerkte.
Zoals hier: ‘medicijn en ziekte genezen elkaar’. Zeker, als het medicijn zijn werk doet, verdwijnt de ziekte en ook het geneesmiddel, want dat is daarna overbodig.
Over welke ziekte heeft Yunmen het? De Boeddha wordt ook wel genoemd een geneesheer en de Dharma een medicijn. Van welke ziekte geneest de Boeddha? Men noemt graag onwetendheid of begeerte. Zeer juist. Maar bij Yunmen is meer aan de hand.
Eens vroeg Manjusri aan Zenzai, een ijverige zen student, hem iets te brengen wat geen medicijn was. Zenzai kon niets vinden wat niet kon werken als een geneesmiddel. Toen vroeg Manjusri hem iets te brengen wat wel een medicijn was. Zenzai bracht hem een grassprietje. Manjusri hield het grassprietje omhoog en zei tot de gemeenschap: ‘Dit enkele grassprietje kan een mens het leven geven, maar het kan hem ook de dood brengen.’ Een medicijn kan genezen, maar het kan ook iemand vergiftigen.
Yunmen stelt de paradox in het felle, verblindende licht van een vraag: Wie ben jij? Ben je ziek? Waaraan lijd je? Ben je een geneesmiddel of ben je vergif? Kom niet te snel met een antwoord. Denk niet te vlug dat je aan de goede kant staat. Want Yunmen staat klaar met zijn sarcasme, zijn bijtende ironie en zijn humor. Elke steunbalk die je denkt te kunnen gebruiken, zal hij doormidden zagen.
Als iemand op hem leunt als zijn leraar, zal hij zijn schouders op halen: ‘Ik kan niets anders doen dan eten, pissen en schijten.’ Als iemand vertrouwt op meditatie: ‘dat is alleen maar iets dat je kunt leren op een meditatiebankje.’ Als iemand vertrouwen stelt in de Boeddha: ‘De Boeddha is een ouwe kerel uit India die al lang dood is.’
Als iemand vertrouwt op de boeddhistische leer: ‘Dat is niets anders dan praten in een droom.’
Elk antwoord is voor hem een prop die hij prompt wegneemt. De leer van de meester, de Chan patriarchen, de sutras, denken, niet- denken, zoeken, vragen, elk prop ondergaat hetzelfde lot. Alle methoden, wegen of adviezen –alles wat bemiddelt, wordt weggevaagd opdat het meest onmiddellijke, het meest intieme zichzelf openbaart.
Yunmen kende het probleem maar al te goed. Eens vroeg zijn leraar Muzhou hem: ‘Waarom ben je hier?’ Yunmen: ‘Ik ben niet helder met betrekking tot mijzelf.’ Wat een groots en eerlijk antwoord. Deze onhelderheid is meer dan simpele onwetendheid. Deze onwetendheid is geboren uit diepe reflectie, het is wetende onwetendheid. Of zoals Yunmen het later vroeg: ‘Wat is er mis mee dat iemand in het duister verkeert omtrent zichzelf? Hij gaf zelf het antwoord: ‘Dat moet voor een groot mens geen probleem zijn.’
Koans worden door ons niet opgelost. Zij zijn geen ‘raadsels’ die ontraadseld kunnen worden. De koan ‘wie ben je’ opent een afgrondelijke duisternis. Hooguit passeren we de koan, dat wil zeggen, we trekken erdoorheen. Aan de hand van de koan is het geestelijk pad soms een bange doortocht langs niet afgebakende wegen, zonder richtingwijzers, zonder sporen om te volgen. We gaan zonder richtingsgevoel, zonder te weten of we vooruitgaan of slechts rondjes draaien. Iemand vroeg Yunmen: ‘Wat is voor mij het meest urgent?’ De meester zei: ‘Deze echte jij, die bang is dat hij niet weet.’
Yunmen wordt ook wel beschouwd als de grootvader van de koan studie. Hij komt zeer veel voor in de literatuur. En met hem valt veel te lachen:
Iemand kwam bij meester Yunmen en vroeg: ‘Meester, ik smeek om uw onderricht.’
Yunmen zei: ‘ABCDEF’
De vraagsteller: ‘Ik begrijp het niet.’
De meester: ‘GHIJKL’
Yunmen overleed volgens zijn chroniqueur tussen 23.00 uur 10 mei en 01.00 uur 11 mei 949, 85 jaar oud. Hij had gevraagd om zonder ceremonieel vertoon begraven te worden, geen rouwkleren te dragen en dat alles zonder wenen of gejammer.
Zeventien jaar na zijn dood kreeg magistraat Ruan Shaozhuang een droom waarin hem verteld werd het graf van Yunmen te openen. Toen men dit deed, vond men het lichaam van de meester ongeschonden. Alleen zijn haar en zijn vinger- en teennagels waren wat langer geworden. De ogen waren halfopen en glinsterden als parels, de tanden schitterden als sneeuw en een mysterieuze gloed vulde de gehele kamer. Duizenden monniken, nonnen en leken waren hiervan getuige.
De mummie werd teruggebracht naar het Yunmen klooster, waar het meer dan duizend jaar bleef. Midden jaren ’70 van de vorige eeuw verdween het tijdens de Culturele revolutie. Sindsdien wordt het als verloren beschouwd. Een replica is ervoor in de plaats gekomen.
Bron: Master Yunmen, from the records of Chan Master ‘Gate of the clouds', translated, edited and with an introduction by Urs App, Kodansha International, New York/Tokyo/London, 1994.